Amsterdam, donderdag 11 december, 12 uur: ik bel aan bij het huis van Simon Vinkenoog en Edith Ringnalda. Ze zijn al meer dan 20 jaar samen. Trappen op, en dan: een warm onthaal en sfeer en gezelligheid in een woon- annex werkkamer bekleed met boekenkasten en versierd met kunst. Op een elegant bankje voor het raam, met uitzicht op het Amstel Hotel en omringd door stapels krantenartikelen en tijdschriften, zit Simon. Tachtig, vitaal, bij de pinken en volop aan het werk en aan het optreden. Onlangs verscheen zijn verzameld werk, 1232 bladzijden poëzie. Met een breed armgebaar wijst hij naar de majestueuze eettafel die bedekt gaat onder stapels papieren. 'Ik ben met van alles bezig, zoals je ziet'. Ik kom voor een interview, we gaan het over de liefde hebben. 'Ik steek er altijd een jointje bij op', zegt hij en voegt de daad bij het woord. Er komt koffie en dan: een enorm kabaal. Schuin tegenover het Amstel wordt de glasbak geleegd. Hij staat op en Edith ook, en dan sta ik ook maar op. 'Van het hotel zeker', zeg ik. 'Niet alleen hoor. Ook van ons', zegt Simon vergenoegd. Met z'n drieën staan we te kijken hoe beneden honderden wijnflessen gelost worden. Zwijgend en een beetje plechtig. Daar wordt een stuk gezelligheid afgevoerd. Een melancholiek moment in het huis van de oude dichter.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten