vrijdag 27 februari 2009

Limousine

Op de dag van de uitvaart van mijn moeder kwam er ’s ochtends een zes meter lange limousine voorrijden. Alleen voor mij. Nu mijn moeder ook was overleden was alleen ik nog over van ons kleine gezin. Een drietal waren we geweest. Maar geen drie-eenheid. 

De auto was obsceen groot en glimmend, en overduidelijk teveel voor mijn Amsterdamse buurtje met popperige huizen van vriendelijk-rode baksteen. Ik schaamde me er een beetje voor. Het was het verkeerde rekwisiet in de film die de dood van mijn moeder was, want zo onwerkelijk voelde het wel.

Het was januari. Geen makkelijke maand, januari. Eerder een wrede maand: donker, koud en met zo kort na de feestdagen in de verste verte nog helemaal niets in het vooruitzicht. Toch geldt april als de wreedste maand, althans volgens de dichter T.S.Eliot. Maar dat mijn moeder, die iedereen niets dan het beste wenste, stierf, en dan ook nog middenin de winter waar ze een hekel aan had, vond ik ook best wreed. 

Diep verzonk ik in het vette beige leer van de achterbank. Op de voorbank zat een chauffeur in het zwart met een pet, en daarnaast de meneer die dezelfde naam droeg als de onderneming die de uitvaart regelde. Toen ik een jaar of achttien was zei mijn vader op een keer dat hij een uitvaartverzekering voor me had afgesloten. Zelf hadden ze er ook een, en dezelfde man die toen aan de deur was geweest zat nu, twintig jaar later,  op de voorbank en ik keek naar zijn achterhoofd. De nek was schoongeschoren, door het dunne haar zag je de rozerode schedel. Beide mannen zagen er stijfjes uit, maar ook erg keurig. Ze begroetten me met gepaste ernst en misschien dat ik wel even heb geglimlacht, wat in de verste verte geen afspiegeling was van hoe ik me voelde. 

Terwijl we geruisloos door de straten zoefden, alsof we niet reden maar zweefden, keek ik naar buiten naar de voorbijsnellende kale kruinen van de bomen en had ik het gevoel dat daar mijn moeder was, ergens. Niet heel ver weg, maar ook niet heel dichtbij. 

 

vrijdag 20 februari 2009

Ich bin ein Recessionista

Sinds ik gisteren van het ene op het andere moment nog maar de helft betaal voor mobiel bellen, (dankzij iets dat sim only heet), heeft een grote bespaardrift zich van me meester gemaakt. Ja, als dat zó makkelijk gaat! Van 30 euro naar 12, 50 in de maand, scheelt toch mooi, eeh, 210 euro per jaar. 
Jammer wel, dat ik zeer onlangs een Duur Vestje heb aangeschaft, maar besparen op leuke dingen kan altijd nog. Eerst maar eens de saaie. 
Mobieltje, vaste telefoon, internet, kabeltv, het sportabonnement, de krant (geswitched naar weekend-variant, voor de rest heb je internet) : alles samen kan ik er zonder een centje pijn een kleine 600 euro per jaar op besparen. Daar kan je een aardig vestje van kopen.  
Dat gaat lekker. Wat hebben we nog meer? Die thrillers op zolder, allemaal uit en herlezen ho maar: naar De Slegte ermee. De zomerkleren kunnen ook vast uitgemest, goed voor het humeur bovendien, middenin februari rokjes en slippertjes passen. Wel koud, want cv maar op 18, 5. Toch drie tassen weggebracht naar tweedehands winkel. 
Heeft u dat nou ook? Soms bekruipt me bij de recessie het gevoel dat het de nieuwe kleren van de keizer zijn: iedereen heeft het er wel over, maar ik zie niks.  
Vast een beetje bezuinigen kan natuurlijk geen kwaad. En het is wel lekker, eigenlijk. Dat oeverloze consumeren had toch z'n beste tijd gehad, daar moest sowieso iets anders voor in de plaats komen - af en toe een vestje daargelaten. 
Er is een naam voor hippe types, die van de recessie opgewekt een levenshouding maken: recessionista. 50 Ways to be a recessionista, kopte de Britse Times onlangs,  en geeft opgewekte tips. Een romantisch weekendje betekent voortaan met een stapel dvd's op de bank, 'redecorating'  is je boekenkast herindelen, en 'ik heb een nieuwe look' is dat je je scheiding anders legt. Zo chic mogelijk gebruik maken van wat je hebt, is het idee. Ik ben voor. En nu ga ik naar de spa (lees: nu ga ik met m'n voeten in een teiltje zitten).
    

woensdag 11 februari 2009

Over liefde gesproken

De afgelopen maanden heb ik verhalen verzameld over de liefde. Verrassend mooie verhalen zijn het, die me werden verteld door zestien mensen waarvan de jongste in de dertig is en de oudste tachtig. Er zitten dichters tussen en schrijvers, een beroemde tekenaar, een alsmaar prijzenwinnende actrice, een regisseur, een hele leuke dominee, een oud-politica, een jonge scenarioschrijver en de presentator van All You Need is Love. Bij elk van hen speelt liefde op één of andere manier een rol, in hun werk, in hun kunst of in hun leven.
Ze vertelden me hun ervaringen, hun wijsheden, maar ook hun mislukkingen in de liefde en soms vertelden ze me hun hele ziel en zaligheid. En ieder verhaal is weer anders. Wat liefde voor de een is, is het bepaald niet voor de ander. Het is vertrouwen, bevrijding maar ook onbaatzuchtigheid. Het is een storm in de hersenen, maar ook het verlangen nog voordat het er is en het verdriet als het weer voorbij is. Je kunt het van alle kanten bekijken-  en dat heb ik gedaan. Ik heb die verhalen opgeschreven, herschreven en samen vormen ze nu bijna een boek. Bijna, want het is nog niet helemaal af. 
Maandag is de deadline. 
En nu moet ik gauw weer verder. 
wordt vervolgd

dinsdag 3 februari 2009

Partir c'est mourir un peu

Na ruim twee jaar is mijn moeder vandaag opnieuw gestorven. Een mens is namelijk niet zo maar dood, dat is een misverstand. Sterven gaat in fases. Fysiek kun je misschien in éen klap van de aardbodem verdwijnen, maar je papieren versie, is een heel ander verhaal. In abonneebestanden, ledenadministraties en boekhoudingen kun je makkelijk nog maanden, zelfs jaren voortleven, lang nadat de rouwkaarten de deur uit gingen. Zo was mijn moeder nog lang na haar dood abonnee van Libelle, wat ik ook deed. 
Gelukkig was het ditmaal geheel pijnloos. Zacht was de plof van de blauwe enveloppe op de mat, met daarin de allerlaatste belastingaangifte van mijn moeder. Ze is overleden op 6 januari 2007 en ja, ook die zes dagen zijn gedocumenteerd, in de vorm van cijfertjes en woorden als inkomsten, onkosten en premies. 
Over hoe haar laatste dagen waren, daarover reppen de papieren niet. Niets over haar zwijgen, haar slapen, of over die ene traan die vlak voor haar laatste ademtocht een spoor trok over haar zachte wang. 
Nu is het dossier gesloten - althans op papier. Want er is nog een andere plek waar zij voortleeft, en dat leven kan nog heel lang duren want die plek is in mij. Ik die aan haar denk op deze doordeweekse avond, en op andere avonden ook.  

zondag 1 februari 2009

De dame met het hoedje

Soms zie je zomaar ineens een vrouw met een hoed. Het overkwam mij vandaag, bij het kijken naar Kunststof, een kunstprogramma dat om onduidelijke redenen wordt gepresenteerd door voormalig parlementair verslaggever Joost Karhof. Maar goed. De dame in kwestie zat in het publiek, in het zwart, de hoed schuin op het hoofd, de lippen fraai gestift, de houding fier. Opvallend, en ook wel indrukwekkend. De elegantie kwam bij haar uit de poriën, zoals bij een ander zweet.
Zou ze zo ook over straat gaan, in onze treurige Nederlandse, nietserige januarimaand? Hoe doet ze dat? Waar haalt ze de geest vandaan, of de kracht, zoals een bekende entertainer dat altijd zo geinig zegt. Zakt dan niet alle sjeu en schwung uit haar weg zodra ze de voordeur achter zich dichttrekt? 
Neem nou vandaag: plots blaast er zo'n genadeloos koude poolwind dat je verlangt naar wollen mutsen, majo's en van die schapenvachtlaarzen - zelfs even overwogen om de beenwarmers aan te trekken die nog ergens lagen. Als ik het maar niet koud krijg, verder zal het me worst wezen.
Haar dus niet. Is met elegantie, hoed en al op weg gegaan, mensen en poolwind tegemoet tredend. Ik vind dat knap. Ik weet niet eens precies waarom maar ik geloof dat het te maken heeft met je niet laten kisten, niet door kou, sjagrijn of door het leven zelf. Chapeau. 

Opzij?

De nieuwe, gerestylde Opzij ligt hier al dagen te branden op de stapel tijdschriften- en ik er maar niet weten wat ik er van vond.  Nou, dat is over. 
Het is oude wijn in nieuwe zakken. Achter die van Vanity Fair gekopieerde uitflapcover met tig nogal streng kijkende vrouwen in avondkledij vinden we de bekende riedel verdeling arbeid-zorg, kinderopvang en meer vrouwen in topposities. 
Nu is dat allemaal belangrijk, maar er zijn ergere dingen dan dat Nederlandse vrouwen kampioen deeltijdwerk zijn - vinden ze namelijk wel relaxed, zo met de kinderen. Maar er worden in dit land ook vrouwen vermoord, mishandeld, verminkt, onderdrukt en uitgebuit. Denk aan eerwraak, vrouwenbesnijdenis, vrouwenhandel, loverboys. Zaken die vaak te maken hebben met een ander geloof, een andere cultuur - maar wel Nederlands. Maar daarover lees ik geen jota in de nieuwe Opzij. Het zijn hete hangijzers natuurlijk, maar als je daar érgens moord en brand over zou moeten schreeuwen dan is dat toch in een feministisch tijdschrift. Helaas; in het hele blad staat één column van een Marokkaanse Nederlandse, en die gaat over daten. 
Sowieso zijn dames met een andere culturele achtergrond opvallend afwezig; van de dertien vrouwen op de cover zijn er elf leliewit. Er staat één zwarte vrouw in, Oprah, die dik is aldus het bijschrift, maar dat geeft niet want ze staat toch aan de top. Wéér die top. 
De nieuwe Opzij is een wit blaadje voor carrièrevrouwen. Anja Meulenbelt slaat de spijker op de kop in haar gastcolumn (meer ruimte krijgen de feministische tijgers van weleer in de nieuwe formule helaas niet) : die top, waar vrouwen zo nodig op moeten willen, daar passen maar heel weinig vrouwen (en mannen) op. Er zijn ook nog massa's andere vrouwen: schoonmaaksters, babysitters, migrantendochters, bijstandsmoeders, die een heel ander emancipatieproces doormaken. Vroeger, schrijft Meulenbelt, ging feminisme ook nog over zoiets als solidariteit. 
Die willen we graag terug, en dan niet alleen in de slogan op de cover ('feminisme voor iedereen'), maar ook in de kolommen.